Limburgse Rechtsgeschiedenis

Guliks Opper Gelre

Territorium

Op het einde van de zeventiende eeuw streefde keurvorst Johan Willem van de Palts, als hertog van Gulik naar territoriale afronding van zijn territorium. Hij maakte in dat kader onder meer aanspraken op de heerlijkheid Dalenbroek met de dorpen Herten, Maasniel, Merum, Ool en Leeuwen, alsmede de heerlijkheid Kessenich en Hunsel. Zijn politiek stuitte op bezwaren van de Zuidelijke Nederlanden, die eveneens aanspraak maakten op deze gebieden. Vanaf 1671 kan men deze vrije heerlijkheden tot de Spaans Gelderse invloedssfeer rekenen.

Tijdens de Spaanse Successie-oorlog bleef keurvorst Johan Willem bedacht op territoriaal voordeel. Hij slaagde erin keizer Leopold I en nadien Karel VI aan zich te verplichten, door de Habsburgse zijde te kiezen in het conflict met de Spaanse koning, Filips V, en mocht daarom hopen op Oostenrijkse steun voor zijn territoriale aanspraken.

Door middel van het verdrag van Frankfurt (1711) werd tussen Karel VI en de hertog van Gulik dienaangaande een regeling getroffen, die vooralsnog niet kon worden uitgevoerd.

Toen nu in april 1713 Pruisische troepen zich terugtrokken uit de door hen sinds 1703 bezette delen van het Overkwartier, die niet bij het verdrag van Utrecht aan hen waren toegewezen, zag de hertog van Gulik zijn kans schoon, en liet Erkelenz door zijn troepen bezetten, alvorens de Republiek der Verenigde Nederlanden erin slaagde er garnizoen te leggen.

Deze Gulikse bezetting van delen van het voormalige Spaans Gelre maakte aanpassing van het verdrag van 1711 noodzakelijk. Bij verdrag van 8 mei 1715 werden daartoe de nodige afspraken gemaakt, die pas op 1 mei 1719 werden geëffectueerd, toen tussen de raad-fiscaal van Oostenrijks Gelre, J. Bloemaerts, als commissaris vanwege de Oostenrijkse Nederlanden, en Johan Bernard Francken als commissaris vanwege Philips Willem, keurvorst van de Palts, overeenstemming was bereikt o.a. over voldoening van achterstallige belastingverplichtingen.

Literatuur

  • A.M.J.A. Berkvens, De vrije rijksheerlijkheid Kessenich, van Brabants en Guliks leen tot Gelders ‘Territoir’, 1699-1715, in: PSHAL 122 (1986) 149-177
  • A.M.J.A. Berkvens, De instelling van het Staats Interimbewind in het Overkwartier 7 oktober 1702-24 april 1703, in: PSHAL 123(1987) 146-161
  • J.B. Sivré, De vrijheerlijkheid en de vrijheren van Daelenbroeck, in PSHAL 26 (1889) 76-166
  • Recueil des Ordonnances des Pays-Bas, 3e serie, deel 3, blz. VI-VII