Limburgse Rechtsgeschiedenis

Staats Opper Gelre

Ovkw4Gedurende de Spaanse Successie-oorlog was het Overkwartier gedeeltelijk door de Republiek der Verenigde Nederlanden bezet, terwijl een ander gedeelte door Pruisen werd bestuurd.

Bij de Vrede van Utrecht (1713) stonden de Staten-Generaal een gedeelte van het Staats-bezette territorium aan Pruisen af.

In 1715 bereikten zij in het kader van het Barrièretractaat overeenstemming met Oostenrijk over de vorming van het generaliteitsland Staats Opper-Gelre, omvattende: de stad Venlo met het fort St. Michiel, de vesting Stevensweert met Ohé en Laak, het grootste gedeelte van het ambt Montfort met de schepenbanken Beesel en Belfeld, Linne, Sint Odiliënberg, Vlodrop en Posterholt, Montfort, Echt met Maasbracht en Roosteren en Nieuwstadt. Het resterende gedeelte van het Staats-bezette Overkwartier werd in februari 1716 door de Republiek ontruimd en door Oostenrijk in bezit genomen. Zie Oostenrijks Opper-Gelre.

Als uitvloeisel van het Verdrag van Fontainebleau (1785) werden Obbicht en Papenhoven nadien aan het territorium toegevoegd.

Bestuur

De soevereiniteit over Staats Opper-Gelre berustte sedert het Barrièretractaat bij de Staten-Generaal, die tevens als hoogste wetgevende en rechtsprekende instantie fungeerde. Het dagelijks bestuur werd er feitelijk uitgeoefend door de Raad van State, die met name zorg droeg voor de openbare financiën. De Staten-Generaal, resp. de Raad van State hielden voeling met het gewest door middel van reizende commissies die tweejaarlijks een decente naar Staats Opper-Gelre maakte. Als regel belastte de Staten-Generaal de commissarissen-deciseurs die om het andere jaar naar Maastricht afreisden tevens met een visitatie van het Overkwartier. In de tussenliggende jaren werd het Overkwartier bezocht door gecommitteerden uit de Raad van State.

In verband met het de rechtspleging in hoger beroep werd in 1717 het Hof van Gelre te Venlo opgericht. De bevoegdheden van dit Staatse Hof waren afgeleid van de Soevereine Raad of Hof van Gelre te Roermond. Waar het Roermondse Hof zowel bestuurlijke als rechterlijke bevoegdheden uitoefende, waren de bestuurlijke bevoegdheden van het het Staatse Hof te Venlo veel beperkter.

Anders dan in Oostenrijks en Pruisisch Opper-Gelre werden in Staats Opper-Gelre de Staten van het Overkwartier niet meer bijeengeroepen, aangezien aan hun belangrijkste taak, het toestemmen van de bede, geen behoefte meer bestond, omdat Staats Opper-Gelre door de Raad van State als land van impositie werd beschouwd. Dientengevolge kon de hoogte van de belastingen door de Raad van State eenzijdig worden vastgesteld.

Wetgeving

Het Staatse Hof te Venlo speelde aanvankelijk geen belangrijke rol meer in het wetgevingsproces. De Staten-Generaal zonden plakkaten en ordonnanties rechtstreeks toe aan de rechterlijke officieren en onderheren in Staats Opper-Gelre, die met de publikatie werden belast. In de loop van de achttiende eeuw won het Staatse Hof op dit terrein weer enigszins aan invloed. Op beperkte schaal vaardigden kanselier en raden van het Staats Hof krachtens mandaat verordeningen in Staats Opper-Gelre uit.

Literatuur

  • G.H.A. Venner, Inventaris van het archief van het Hof van Gelder te Venlo 1717-1795, Maastricht 1997 (Publicaties van het Rijksarchief Limburg nr. 5)